17 jaar

1991

‘Waarom ben jij zo weinig op school de laatste tijd?’ De conrector zit tegenover mij aan zijn bureau en kijkt me streng aan over zijn uilenbrilletje. Nonchalant hang ik in mijn stoel en haal mijn schouders op zonder iets te zeggen. Ik kijk onverschillig voor me uit. ‘Je weet dat je niet hoort te spijbelen. Dit is al de zoveelste keer dat wij tegenover elkaar zitten.’ Ik rol een keer met mijn ogen en zucht theatraal. ‘Morgen ben je om 8 uur op school. En je mag pas om 16.30 weer naar huis. Je gaat je huiswerk maar op school maken of zoiets. En stop in godsnaam eens met dat spijbelen!’ Ik pak mijn rugzak van de stoel naast me en zwaai hem om mijn schouder. ‘Kan ik gaan?’ De conrector knikt zijn hoofd en ik loop de deur uit zonder iets te zeggen.

Het is pauze en ik loop door de drukke schoolgangen. Ineens word ik op mijn schouder getikt. Een vrolijk gezicht kijkt me aan. Het is mijn vriendje. Sinds kort hebben we ‘iets’. Een warm gevoel vult mijn buik. Nu kan ik me pas weer een beetje ontspannen en mijn masker van zojuist laten zakken. Ik leg mijn hoofd even op zijn schouder en voel hoe moe ik écht ben. Bij hem kan ik mezelf zijn. Hij weet van mijn verleden. Gelukkig wist hij al het één en ander door de geruchten van de school. Ik sta hier immers bekend als ‘dat meisje met kanker’. Gelukkig beginne de ‘verhalen’ nu ik in 4 havo zit wat minder te worden. De eerste twee jaar hier op school waren het ergste.

School voelt zo onbelangrijk na alles wat er gebeurd is. Mijn hoofd zit nog vaak en te veel in het verleden. Daarbij voel ik me zo moe. Als ik dat tegen mijn dokter zeg dan zegt hij dat dat nog steeds van de chemotherapie kan zijn. Maar ik wil niet meer ziek zijn. Ik wil er helemaal niks meer mee te maken hebben. Maar de angst om weer ziek te worden zit diep. Soms kijk ik stiekem in de medische encyclopedie van papa als ik me niet lekker voel. Ik zoek naar de symptomen van leukemie, of van een hersentumor. Zou dat de reden zijn dat ik me niet lekker voel? Zou de kanker terug zijn? Het is mijn grootste angst.

Het leven voelt soms zo leeg. Mijn vriendinnen zijn met hele ander dingen bezig dan ik en hebben eindeloze energie. Als ik een tussen uur heb dan ga ik vaak mijn vriendje toe. Hij heeft weinig lessen omdat hij in de examenklas zit. Als ik bij hem ben kruip ik in bed om een dutje te doen. Het uur erna spijbel ik vaak. Omdat ik écht te moe ben. En ach, dat uur daarna… dat neem ik dan ook maar mee. In de weekenden slaap ik heel veel en doe ik weinig. Ik heb het nodig om mijn week weer enigszins normaal te kunnen starten. Ik spreek vrijwel nooit af. Toch ziet niemand aan mij hoe ik me écht voel. Mijn houding is nonchalant en ik doe net alsof ik nooit meer aan mijn verleden denk. Thuis draait alles ook weer gewoon door. 

Ik krijg ‘gewoon’ op mijn donder van mijn ouders als ik mijn huiswerk niet maak. We groeien een beetje uit elkaar en dat voelt heel vreemd na onze periode van intensief samen zijn. Vaak zeggen mensen tegen mij dat het fijn is dat alles achter de rug is en het gewone leven weer door kan gaan. Dat klopt maar toch voelt het anders voor mij. Het is moeilijk uit te leggen, en dus probeer ik dat ook niet meer. Ik houd mijn verdriet voor me. Praat weinig over vroeger en doe bij leeftijdsgenoten net alsof ik één van hen ben. Waardoor ik vaak over mijn grenzen heen ga. Het voelt als oneerlijk, als ‘waarom overkwam dit mij’ en als ‘waarom heb ik zoveel pech’. Maar wat heeft het zin om dit uit te spreken. Niemand begrijpt me. En dus gedraag ik me nonchalant en ongeïnteresseerd. Elke keer als ik bij de conrector zit en elke keer als iemand over kanker begint.

De bel gaat om het volgende lesuur aan te kondigen. Sloom loop ik naar de wc en houd mijn handen even onder het koele water. Als ik mijn gezicht in de spiegel bekijk zie ik rode vermoeide ogen. Maar dan ineens worden mijn ogen getrokken naar mijn hals. Er zit een dikke bobbel. Verschrikt schiet mijn hand ernaar. Ik voel en druk erop. Het voelt hard en het beweegt niet mee als ik ertegenaan duw. ‘Sh*t…’, Mijn hoofd loopt rood aan en paniek slaat om mijn hart. De dubbele bel klinkt schel door de speakers… Als ik nog op tijd in de les wil zitten moet ik nú opschieten maar ik sta aan de grond genageld. Ik staar alleen maar in de spiegel naar de dikke bult in mijn hals. Om me heen staan leeftijdsgenoten snel hun haar goed te doen of lipgloss op te smeren. Duwend en trekkend om een plaatsje naast me voor de spiegel te bemachtigen. ‘De kanker is terug, de kanker is terug, de kanker is terug…’, herhalende zinnen in mijn hoofd. Mijn schouders zakken omlaag en ik verberg mijn gezicht met mijn capuchon. Snel loop ik de wc uit. Naar buiten. Naar mijn fiets. Weg hier. Bibberend probeer ik mijn fietssleutel in het slot te krijgen. Het lukt niet, ik trap boos tegen mijn fiets en vloek hardop. Tranen stromen over mijn gezicht. Als ik verdrietig ben gedraag ik me altijd boos. ‘Hier blijven!’ Een harde stem klinkt over het schoolplein. Mijn slot schiet open en snel spring ik op mijn fiets. Het schoolplein af. Weg hier. Vluchten van kanker, weg van de boze conrector die naar me schreeuwt. Maar waar ik ook heen ga, het lijkt wel alsof kanker me overal blijft achtervolgen…

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.